Explosievendeskundigen en archeologen komen elkaar steeds vaker tegen in het veld. Enerzijds omdat het besef gegroeid is dat we ook resten van de Tweede Wereldoorlog tot ons erfgoed moeten rekenen. Anderzijds omdat tijdens de werkvoorbereiding van archeologisch veldwerk steeds vaker ook naar de veiligheidsaspecten wordt gekeken, die verband houden met de mogelijke aanwezigheid van explosieven.

Daarom heeft T&A de aanwezige specialismen op het gebied van bodemonderzoek in 2013 uitgebreid met KNA-archeoloog David Sam. Hij is ook opgeleid tot assistent OCE-deskundige en specialist historisch vooronderzoek explosieven, op dit moment een unieke combinatie van vakgebieden binnen één persoon en bedrijf. Een combinatie die de kwaliteit en efficiëntie van zowel het archeologisch als explosievenonderzoek ten goede komt. Genoeg redenen om David een aantal vragen te stellen!

Hoe ben je geïnteresseerd geraakt in de archeologie van de Tweede Wereldoorlog?
Mijn interesse voor Tweede Wereldoorlog archeologie begon een aantal jaren geleden toen ik hoorde over een archeoloog die zou gaan opgraven op het terrein van een voormalig concentratiekamp. Toen groeide  bij mij het besef dat ook deze  periode archeologisch kon worden onderzocht. Mijn oma (uit 1912) is nog steeds in leven en zij heeft de oorlog heel bewust meegemaakt. Door haar verhalen is het een periode uit de geschiedenis die bij mij altijd wel geleefd heeft en niet zo ver van me af staat. Dat ik nu soms tijdens mijn werk materiële restanten en bommen terugvind,  maakt de Tweede Wereldoorlog voor mij heel tastbaar. Dat is bevreemdend en fascinerend tegelijk.

In het verleden werkte je vooral met collega-archeologen samen, hoe is het om als archeoloog te werken tussen  de geofysici, explosievendeskundigen en historici?
Het is  heel leuk om de interesse en de passie voor een geheel andere discipline te zien van mijn collega’s en van hen te leren. Dat maakt mijn wereld natuurlijk ook groter. Aan de andere kant mis ik soms  mede-archeologen en het delen van onze gemeenschappelijke interesse: je hebt dezelfde invalshoek en begrijpt elkaar sneller. Daarom waardeer ik onze samenwerking met het ADC heel erg en zie ik hen toch ook wel een beetje als mijn collega’s.

Wat kun jij als archeoloog toevoegen aan een  explosieven of geofysisch onderzoek?
Als archeoloog word je opgeleid in het zo goed en objectief mogelijk kijken, verbanden zien, onderzoeken en niet te snel conclusies te trekken. Deze vaardigheden komen ook van pas bij OCE-werk. Beide disciplines zijn bijvoorbeeld een vorm van de grond “lezen”: wat kan hier gebeurd zijn en vergroot of verkleint dat de kans op de aanwezigheid van explosieven?

Het gebruik van geofysische technieken in de archeologie is niet nieuw, maar het staat relatief gezien nog steeds in de kinderschoenen. Mijn kennis over wat je zoal archeologisch aan kan treffen (materiaalsoorten, vorm, locatie specifieke sporen en vondsten) kan samen met de kennis van geofysici tot een aannemelijker plaatje leiden wanneer geofysische technieken worden gebruikt voor archeologisch onderzoek.  


Wat was je belangrijkste vondst tot nu toe?

Ik heb in mijn archeologische loopbaan (die begon in 2002) al heel wat mooie en interessante dingen gevonden, maar sinds ik bij T&A werk heeft mijn eerste bom toch wel indruk gemaakt. Het betrof een fragmentatiebom en ik vond deze samen met een collega, een OCE deskundige, tijdens mijn allereerste veldwerkproject bij T&A. Tijdens datzelfde project vonden we nog drie bommen, munitie en onderdelen van munitie en wapens, een stelling, een schutters-of schuilputje met in Engelse kranten gewikkelde, ongebruikte granaten en nog veel meer. Bij elkaar kregen we  een duidelijk beeld  van de verschillende oorlogshandelingen op deze locatie. De uitwerking van dit project is nog in volle gang en hopelijk verschijnt het eindrapport in 2016.